In Duitsland noemt men dit bier, zeer toepasselijk, “Weizen” (hetgeen tarwe betekend) maar soms ook “Weissen” (hetgeen wit betekend). Weissen is een verwijzing naar de meestal lichte kleur van het bier in tegenstelling tot het gewone en meestal donkere gerstenat dat vroeger ook als “Braunbier” bekend stond. In het Frans noemt men het Witbier natuurlijk “Bière Blanche”.
Het Duitse tarwebier wordt niet “gekruid. Door de reaktie van de gist op de tarwewort krijgt het brouwsel echter een aroma dat doet denken aan appelen, pruimen, bananen en kruidnagel. In tegenstelling hiermede wordt het Belgische witbier gemaakt met een groot gedeelte ongemoute tarwe en wordt hierdoor zurig en meer gelijkend op een wijn.
Ook wordt het bier in België gewoonlijk gekruid met koriander en pommerans (schillen van bittere appelsien). Andere algemeen toegepaste toevoegingen zijn (zoals bij bijna alle bieren), bv. voor het verlengen van de houdbaarheid ervan, L-askorbinezuur (het natuurlige askorbinezuur), bisulfit (max 0,2 gram/liter) voor zijn konserverende werking en alginater (algen) voor een betere schuimvorming.
Bij de productie van witbier wordt veel minder bittere hop gebruikt als bij de traditionele bierproductie. Het bier krijgt hierdoor zijn karakteristieke zuurzoete smaak. De tarwemalt bezit ook veel meer aroma dan gerstemout. Het witbier bezit meestal nog zijn gistresten waardoor het bier troebel is maar ook meer smaak- en voedingsrijk.